Dieren in de Renaissance: 1400 - 1600


In Italië ontstond begin 15e eeuw een hernieuwde belangstelling voor de kunst en cultuur van de klassieke oudheid. Daarom kreeg deze periode de naam 'Renaissance' dat wedergeboorte betekent. Schilders van de Renaissance maakten niet alleen maar schilderijen met religieuze thema's, maar ook gewone dagelijkse taferelen. Schilderijen werden meer levensecht en schilders verwerkten in religieuze schilderijen meer elementen uit het dagelijks leven. Gelovigen konden zich hierdoor makkelijker met de taferelen identificeren.


Mensen, dieren, planten en landschappen werden fijner en preciezer afgebeeld. Ook werd er gebruik gemaakt van perspectief. De olieverftechniek die begin 15e eeuw werd uitgevonden hielp daarbij. Schilders observeerden zelf meer en maakten studie van de natuur. Daardoor kon een gelovige die er naar keek zich er ook meer mee identificeren. De kunst van de Renaissance verspreidde zich vanuit Italië over een groot deel van Europa.


Schilderkunst

De beroemdste schilder uit de vroege renaissance was de Florentijn Sandro Botticelli. Zijn bekendste werken zijn De Geboorte van Venus en La Primavera (beiden zonder dieren). De belangrijkste schilders uit de late renaissance zijn Leonardo da Vinci (1452 - 1519, tevens wetenschapper en uitvinder) bekend van de Mona Lisa, Michelangelo Buonarroti (1475 - 1564, tevens beeldhouwer) bekend van de fresco's op het plafond van de Sixtijnse kapel in het woon- en werkpaleis van de paus in Vaticaanstad) en Rafaël (Raffaello Sanzio, 1483 - 1520) (schilderingen in hetzelfde paleis).


In de Renaissance worden steeds meer nieuwe dieren afgebeeld in de schilderkunst. Dit komt o.a. door Albert Dürer (1471 - 1528) die als de grootste kunstenaar van de noordelijke renaissance (Noord-Europa) wordt beschouwd. Hij bestudeert, net als Leonardo Da Vinci, dieren nauwkeurig. De symboliek van dieren verdwijnt echter niet. Ze blijven ook dragers van symbolische betekenissen. Ze beelden in de Renaissance vooral deugden en ondeugden uit.


Insecten, reptielen en amfibieën in de kunst
In de 16e en 17e eeuw zien we steeds vaker insecten, reptielen en amfibieën afgebeeld op schilderijen. Deze dieren stonden in de middeleeuwen nog in een kwaad daglicht, omdat ze onder invloed van de kerk werden geassocieerd met de duivel en de dood. Ze werden gezien als de verschoppelingen van de schepping. Schilders, belangstellenden en wetenschappers raakten er nu steeds meer door gefascineerd en gingen ze ook verzamelen. In de schepping van deze kleine dieren zag men ook Gods grootsheid. Deze kleine dieren werden ook steeds meer onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. Naast schilderijen werden de dieren ook vastgelegd in dierenencyclopedieën met afbeeldingen en in de kantlijnen van gebedenboeken en getijdenboeken.

In 1650 kwam er ook een nieuw genre in de kunst 'Sottobosco' (in het Nederlands Bosgrondje). Deze schilderkunst omvat bosstillevens waarin insecten, reptielen en amfibieën centraal staan. De grondlegger van deze kunst is Otto Marseus van Schriek. (Bron: Tentoonstelling Onderkruipsels in Rijksmuseum, 2022)


Dierenportretten


Dieren verschijnen ook op portretten. Ze zijn daar, net als bij de heiligen, een attribuut die iets zeggen over de geportretteerde persoon. Ze kunnen iets zeggen over de status van de persoon, het karakter of ze symboliseren een eigenschap.


Beeldhouwkunst


De beeldhouwkunst in de Renaissance begon met de Italiaanse beeldhouwer Donatello (1368 - 1466). Hij maakte in 1453 het ruiterstandbeeld 'Gattamelata', dat het eerste belangrijke bronzen ruiterstandbeeld sinds de Oudheid is. Het is gebaseerd op het ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius uit 176 na Christus.


In de Renaissance nam de invloed van de kerk af en ontdekte men opnieuw de schoonheid van de wereld en van het menselijk lichaam. Dat blijkt o.a. uit het beeld 'David' van Michelangelo Buonarroti (1475 - 1564).

Meer weten?


  • Boehrer, Bruce, A cultural history of animals in the Renaissance, 2007