Dierenliefde en ambivalentie


Wat is dierenliefde?


De meeste mensen houden van dieren, dat blijkt onder andere uit:


  • Het grote aantal huisdieren dat in Nederland wordt gehouden, zo'n 30 miljoen.
    Met de beste intenties proberen we deze dieren een zo goed mogelijk leven te geven. Ze krijgen aandacht, (medische) verzorging en sommigen mogen zelfs in ons bed slapen. Ze zijn een volwaardig gezinslid.


  • De wens om in contact te zijn met dieren.
    We willen ze zien, horen en aanraken (voelen), maar ook plezier met ze maken en met ze werken. Daarbij willen we ook graag weten wat er in hen omgaat. Het prikkelt onze nieuwsgierigheid dat we dat niet precies weten. Het maakt dieren op een bepaalde manier mysterieus.


  • Onze bewondering voor sommige dieren.
    Deze bewondering uit zich in het willen zien van deze dieren, het willen fotograferen van dieren, het verzamelen van spullen van een lievelingsdier en tatoeages op het lichaam. Er zijn enkele mensen die zich zo identificeren met een dier, dat ze hun lichaam ervoor verbouwen en zich ernaar kleden , zoals the Lizardman en Cat Man of een dierenoutfit aantrekken (furries). Meer informatie hierover vind je in de documentaire Animal Imitators uit 2019.


Dit zijn allerlei vormen van liefde, maar hoe zit het dan met proefdieren en landbouwhuisdieren? Die laatste groep, zo'n 500 miljoen dieren in Nederland, doden we en eten we op. Kun je van dieren houden en ze toch opeten? Een ongemakkelijk vraag. Hoe ongemakkelijk mensen dit vinden blijkt uit een aflevering van het Braziliaanse programma 'Bananasplit'.

Ambivalent gedrag: het ene dier is het andere niet


Er wordt veel geschreven en gesproken over het ambivalente gedrag van mensen jegens dieren, al decennialang. We zijn niet consequent in onze omgang met dieren. Er zijn veel verschillen. Van het ene dier houden we (kat, hond), het andere eten we op (varken, kip, koe) en sommige bestrijden we (ratten, muizen, slakken, mieren). Maar ook eenzelfde diersoort behandelen we verschillend. Zo leven knaagdieren in het wild, maar doden we ze als ze voor overlast zorgen, gebruiken we ze als proefdier of houden we ze als huisdieren (muizen en ratten). Voor sommige dieren zijn we een vriend, voor andere dieren een vijand.

Deze tekening uit 2007 van de Poolse illustrator Pawel Kuczynski maakt dat heel zichtbaar.












Ambivalentie en dieren - Paul Kuczynski

Dierenvrienden


De Hokjesman, Michael Schaap, van de VPRO maakte in 2016 een aflevering over Dierenvrienden en legde ook de ambivalentie bloot. Er zijn dierenvrienden die zielsveel houden van hun huisdier en tegelijkertijd geen enkel bezwaar zien in een burger of een speklapje bij de barbecue. Maar er is ook een kern van dierenvrienden die huivert bij de gedachte aan het eten van dieren en geen onderscheid wenst te maken tussen mens en dier. De aflevering vind je hier.


Hoe komt het dat we zo verschillend met dieren omgaan?


Er zijn een aantal verschillende verklaringen:


1. De mate waarin dieren op ons lijken
We hebben meer gevoelens van sympathie en affectie voor dieren die fysiek, qua intelligentie en qua gedrag op ons lijken. We kunnen ons daar eerder mee identificeren, ons beter in inleven en het contact mee aangaan. Mensen zijn ook vatbaar voor vriendelijke gezichtsuitdrukkingen. Van gezichtsuitdrukkingen die we niet kunnen peilen (en daarmee ook niet de emotie) schrikken we terug. Ook bij dieren zien of herkennen we gezichtsuitdrukkingen en emoties (of denken we die te zien). Dit leidt tot sympathie voor het ene dier (bijv. apen) en niet voor het andere dier (bijv. insecten, vissen).


2. De kenmerken van het dier: uiterlijke kenmerken, karaktereigenschappen, kwetsbaarheid
We hebben over het algemeen meer gevoelens van sympathie en affectie voor dieren met de volgende uiterlijke kenmerken:

  • mooi
  • schattig
  • aaibaar
  • fragiel
  • jeugdig: daarbij gaat het om zogenaamde ‘neotene’ uiterlijke kenmerken: grote ogen, groot hoofd, die de soort ook op latere leeftijd behoudt (bijv. de panda)
  • groots: zoogdieren die gevoelens van verwondering, fascinatie en vrijheid uitstralen geven over het algemeen aanleiding tot meer affectieve gevoelens dan ('enge') insecten of slangen

We hebben over het algemeen meer gevoelens van sympathie en affectie voor dieren met de volgende karaktereigenschappen:

  • intelligentie: Wanneer we weten of denken te weten dat een dier slim of dom is, gaan we anders met een dier om. De menselijke intelligentie is dan vaak het referentiekader.
  • het vertonen van sociaal gedrag: Dieren die bekend staan om hun sterke onderlinge banden en veel sociaal gedrag vertonen zoals olifanten, dolfijnen en hoefdieren kunnen over het algemeen op meer sympathie rekenen dan eenlingen zoals de vos.
  • vredelievend: Dieren die vredelievend zijn of ogen, kunnen rekening op meer sympathie.

We hebben over het algemeen meer gevoelens van sympathie en affectie voor kwetsbare dieren die bescherming nodig hebben, omdat ze anders zullen verdwijnen (zeldzame dieren).


3. Individuele persoonlijke kenmerken van mensen

  • het vermogen tot empathie (het vermogen om je in te leven in de gevoelens van anderen)
  • gender: vrouwen tonen meer affectie voor dieren dan mannen en neigen minder naar het gebruik van dieren
  • opleidingsniveau: mensen met een hogere opleiding tonen over het algemeen meer affectie
  • fysieke omgeving: stedelingen tonen over het algemeen meer affectie dan mensen van het platteland
  • mensen die intuitiever, gevoeliger, fantasierijker zijn tonen meer affectie
  • persoonlijke interesse in of aandacht voor dieren bepaalt hoe we met dieren omgaan
  • kennis over dieren: de kennis die we van een dier hebben, bepaalt hoe we er mee omgaan


4. De persoonlijke geschiedenis of situatie van iemand

  • het gedachtengoed van je ouders tijdens je opvoeding
  • de religie waarin je bent opgegroeid: het Christendom, het Jodendom en de Islam tonen minder affectie voor dieren dan het Boeddhisme
  • wanneer je op jonge leeftijd in contact bent geweest met huisdieren, toon je meer affectie
  • mensen met huisdieren tonen over het algemeen meer affectie voor dieren dan mensen met productiedieren


5. Culturele factoren

  • De 'labels' die vanuit onze cultuur op dieren zijn gelegd en die zichtbaar zijn in onze taal: zo maken we onderscheid in eetbare en niet-eetbare dieren en in huisdieren, plaagdieren (ongedierte), productiedieren, werkdieren, etc.
  • De geschiedenis van een land of cultuur: zo is het gedachtengoed over de wolf in sommige landen nog steeds negatief vanuit de ervaringen uit het verleden. Vroeger hadden ook zwarte katten in het Westen een negatieve associatie, omdat ze ongeluk zouden brengen.
  • Religie bepaalt hoe tegen dieren wordt aangekeken. Zo zijn volgens het Christendom en het Jodendom dieren door God geschapen voor de mens en staat de mens boven het dier.
  • Religieuze en culturele opvattingen: vanuit de religie of cultuur waarin we ons bevinden roepen sommige dieren positieve associaties op en andere negatieve.
  • In India hebben koeien een positieve associatie
  • De Moslim cultuur heeft negatieve associaties met varkens en honden
  • De culturele activiteit waarmee het dier verbonden is, bepaald zijn betekenis/waarde. Zo hebben stieren door het stierenvechten in Spanje voor veel spanjaarden een positieve associatie.
  • De weergave van dieren in culturele uitingen zoals kunst, literatuur, films en reclame, bijvoorbeeld dieren die symbool staan voor (on)deugden. Denk aan de slang als symbool voor het kwaad.


6. De sociale norm
Mensen volgen de sociale norm. We doen wat anderen om ons heen ook doen: de meerderheid van de mensen behandelt dieren verschillend, dan doe jij het ook.


7. Inschatting van het nut of risico van het dier
Van sommige dieren hebben we voordeel en van anderen ondervinden we nadeel. Op grond daarvan maken we onderscheid in nuttige dieren en niet nuttige dieren, schadelijke en niet-schadelijke dieren.


8. Gewoonte
Mensen zijn gewoontedieren: we hebben dieren altijd verschillend behandeld en doen dat nu nog steeds zonder dat we er over nadenken.

De verschillende omgang met dieren heeft ook te maken met bewuste of onbewuste keuzes die we maken. Mensen doen sommige dingen bewust en gepland en andere dingen onbewust en automatisch. In de psychologie en andere gedragswetenschappen wordt onderscheid gemaakt in bewust en onbewust gedrag.

  • Bewust gedrag is gedrag waar we eerst over nadenken. We weten wat we willen en gaan het dan doen. Geschat wordt dat zo'n 5% van ons gedrag bewust is. Bij bewust gedrag zullen we nadenken over wat dieren voor ons persoonlijk betekenen, ons op de hoogte stellen van het gedrag en de behoeften van dieren, de voor- en nadelen die het omgaan met dieren voor ons en de dieren opleveren. We denken na over wat goed is om te doen of wat ons voordeel oplevert (zie ook de pagina over Dierethiek). De uitkomst hiervan hoeft niet altijd consistent te zijn. Iedere keer maken we een zorgvuldige afweging die de ene keer ten voordele van onszelf kan uitvallen en de andere keer voor het dier.
  • Onbewust gedrag is gedrag waar we niet over nadenken. Geschat wordt dat zo'n 95% van ons gedrag onbewust is. Er ligt geen rationele afweging aan ten grondslag. We voeren het uit op de automatische piloot, dat scheelt tijd en energie. Onze omgang met dieren bestaat veelal uit ingesleten gewoonten en leefpatronen. We gaan al zo lang op een bepaalde manier met dieren om dat we dat normaal zijn gaan vinden. Het is niet iets waar we nog heel bewust bij stilstaan en bewust over nadenken. En vaak willen we dat ook niet.

De ene mens zal in relatie tot dieren bewust gedrag vertonen, de ander onbewust gedrag. Dit is onder andere afhankelijk van je opvoeding, je omgeving (wat vinden of doen de mensen om je heen), je persoonlijkheid en welke morele status je zelf aan dieren toekent.


Is het erg dat we dieren verschillend behandelen?


Dat hangt af van je waarden en normen en vanuit welk perspectief je kijkt. Het verschil in omgang met dieren heeft tot gevolg dat sommige dieren een aangenamer leven hebben dan andere. Vanuit het perspectief van een dier bezien, zal een olifant waarschijnlijk liever in de vrije natuur rondlopen dan rondreizen met een circus. Als je als mens van mening bent dat alle dieren gelijkwaardig zijn, zul je van mening zijn dat het onterecht is om dieren verschillend te behandelen. Vind je niet dat alle dieren gelijkwaardig zijn, dan zul je met een verklaring uit de hierboven genoemde opsomming, het verschil in gedrag rechtvaardigen.


Het vermenselijken van dieren: antropomorfisme


In het kader van dierenliefde wordt ook gesproken van antropomorfisme: het vermenselijken van dieren. Dit gebeurt op verschillende manieren en meestal bij aaibare dieren:

  • we kennen menselijke eigenschappen toe aan dieren: mensen beschrijven een dier als dapper, trouw, goed, begripvol, trots, liefdevol, aardig
  • we kennen menselijke emoties toe aan dieren: 'de hond is blij', 'de kat is bang', 'de kat schaamt zich', 'de hond vindt het leuk/gezellig'
  • we projecteren onze eigen behoeften of gevoelens op dieren; als ik het koud heb, zal de hond het ook wel koud hebben
  • we behandelen dieren als mensen, bijv. door dieren aan te kleden en ze een bed te geven
  • in films, boeken, reclames en strips worden dieren vaak als mensen neergezet. Eén van de bekendste figuren is misschien wel de eend Donald Duck.


De Amerikaanse kunstenares Kate Clark heeft diverse hybride kunstwerken gemaakt van dieren met menselijke gezichten. Hiermee presenteert ze hybriden die de menselijke beperkingen overstijgen door de grenzen van identiteit, geslacht, afkomst en wereldbeeld te verleggen.


Antropomorfisme heeft positieve en negatieve kanten. Het positieve is dat we empathie voelen voor dieren en ons inleven in wat dieren voelen of denken. In onze omgang met dieren zullen we daar rekening mee houden. Wanneer dit niet ten koste gaat van de belangen van het dier (o.a. gezondheid en welzijn), lijkt er weinig aan de hand. Maar wanneer het welzijn van het dier in het geding komt, krijgt antropomorfisme een negatieve klank. Denk bijvoorbeeld aan honden of katten die te dik worden, omdat de eigenaar denkt dat wanneer hij trekt heeft in eten, de hond of kat ook wel trek zal hebben. Niet in alle gevallen waar dieren worden vermenselijkt, hoeft er sprake te zijn van ongerief. Het lakken van nagels van honden of het aantrekken van modieuze kleding hoeft niet tot ongerief te leiden, maar roept wel de vraag op of het respectvol is om een dier als pop, kind of baby te behandelen.


Antropomorfisme is eigenlijk wel een logisch verschijnsel. Mensen zijn immers ook dieren en wat voor mensen de maatstaf is, zal ook kunnen gelden voor dieren. We verklaren het gedrag van dieren vanuit onze eigen gedragingen, gevoelens en motieven. Maar het betekent niet per se dat dieren op dezelfde wijze als mensen denken en emoties op dezelfde manier wijze ervaren als mensen. Veel mensen zijn ervan overtuigd te weten wat hun huisdier wil en wat het voelt. Maar is dat zo? Het kunnen ook hun eigen wensen en gedachten zijn die zij projecteren op het dier. De mens kan het gedrag van dieren alleen interpreteren vanuit zijn eigen ervaringen, gevoelens, gedachten en taal. Maar dieren zijn geen mensen. De uitdaging is om de dingen ook vanuit het perspectief van het dier te zien. Een zorgvuldig en kritisch gebruik van antropomorfisme kan daarbij gezien worden als een nuttig, nagenoeg onmisbaar hulpmiddel. Het is een manier om tot de belevingswereld van het dier door te dringen, een manier om uitdrukking te geven aan en een verklaring te geven voor datgene wat we waarnemen.



Bestialiteit

Mensen houden van dieren en sommige mensen voelen zich zelfs seksueel aangetrokken tot andere diersoorten. Dit wordt bestialiteit genoemd. Een zeer beladen onderwerp.


Bioloog Midas Dekkers heeft er een boek over geschreven, getiteld 'Lief dier' (1992). In dit boek laat hij zien dat onze cultuur en kunst van bestialiteit is doordrenkt.


In 2010 is in Nederland het plegen van ontuchtige handelingen met dieren en pornografie met dieren verboden en strafbaar gesteld. Het doel van dit verbod is zowel de bescherming van de zeden als de bescherming van de integriteit van het dier.

Bronnen / Meer weten?


Artikelen, boeken & rapporten

  • Alterra Wageningen UR, Ethiek, emoties en ophef over dieren in de natuur, 2013
  • Daston, L., Thinking with animals. New perspectives on anthropomorphism, 2006
  • Dekkers, M., Lief dier. Over bestialiteit, 1992
  • Herzorg, H., We aaien ze, we haten ze, we eten ze, 2011
  • Joy, M., Why we love dogs, eat pigs, and wear cows, 2009 (klik hier voor de lezing 'Carnism: The Psychology of Eating Meat' van Melanie Joy uit 2012)
  • Mitchell, R.W., e.a., Anthropomorphism, anecdote and animals, 1997
  • Nance, S., Animal Modernity: Jumbo the elephant and the human dilemma, 2015
  • Post, C.P., Is mijn hond écht blij? De angst voor antropomorfisme, 2010
  • Reinze, H., Tussen kinderboerderij en slachthuis, 2012
  • Serpell, J.A., Factors influencing human attitudes to animals and their welfare, in Animal Welfare 13, 2004
  • Tiemeijer, W.L., Hoe mensen keuzes maken. De psychologie van het beslissen, 2011
  • Verduyn, M., Het DIER is MENS geworden. Het DIER is DING geworden, 2012
  • Waal, F. de, Een tijd voor empathie, 2009


Lezing

  • Maarten Reesink, Waar komt onze fascinatie voor dieren vandaan? (college voor de Universiteit van Nederland uit 2015)


Website


Wetenschappelijke tijdschriften