Tellen dieren mee?


Welke plaats nemen dieren in in onze samenleving?


Tellen dieren mee en houden we rekening met hun belangen?
Met andere woorden hebben ze een morele positie?
En wat betekent die positie dan voor ons handelen?
Welke verplichtingen brengt deze positie met zich mee?



Er kunnen 4 morele posities worden onderscheiden met de morele verplichtingen die daar uit voortvloeien voor de mens.


1. Dieren hebben enkel instrumentele waarde

2. Dieren hebben morele waarde als voelende wezens

3. Dieren hebben intrinsieke waarde

4. Dieren hebben inherente waardigheid


Bron: Essay Houden van dieren - Over morele rechtvaardiging, doelen en waarden bij het houden van dieren, 2012.


1. Dieren hebben enkel instrumentele waarde

  • Status van het dier: Dieren hebben geen morele status. Ze tellen moreel gezien niet zelfstandig mee. Ze hebben geen waarde omwille van zichzelf. De morele waarde valt samen met de gebruikswaarde van het dier.
  • Verplichtingen voor de mens: De mens heeft geen directe verplichtingen ten opzichte van dieren omwille van het dier zelf. Alleen vanuit de gebruikswaarde zorgt de mens voor het dier. Dat wil echter niet zeggen dat we alles met een dier mogen doen. We hebben de verplichting om mishandeling en verwaarlozing te voorkomen. Die verplichting is echter niet omwille van het dier, maar volgt uit het respect voor het dier als eigendom van andere mensen, of verwijst naar menselijke zedelijkheid en humaniteit. Bij dit laatste gaat het er om dat bepaalde handelingen met dieren ook een ongewenst uitstralingseffect hebben op de menselijke moraliteit. Met andere woorden, sommige handelingen aan dieren zijn mensonwaardig en daarom immoreel.


2. Dieren hebben morele waarde als voelende wezens

  • Status van het dier: Dieren tellen moreel gezien mee, omdat zij voelende wezens zijn (sentient beings). Ze kunnen, net als mensen, pijn en plezier ervaren. Daarmee hebben ze een belang om ongerief te vermijden.
  • Verplichtingen voor de mens: De mens moet rekening houden met de belangen van dieren, omdat ze kunnen voelen. Vanuit het morele principe dat gelijke belangen gelijk behandeld dienen te worden, behoort de mens dieren moreel serieus te nemen en te zorgen voor hun welzijn en gezondheid.


3. Dieren hebben intrinsieke waarde

  • Status van het dier: Dieren tellen moreel gezien mee, omdat zij intrinsiek waardevol zijn. Ze zijn omwille van zichzelf waardevol en niet alleen omdat ze voelende wezens zijn.
  • Verplichtingen voor de mens: De mens dient respect te tonen voor het individuele dier. Het dier wordt gezien als een doel in zichzelf en niet alleen als een instrument. Verder gaat het hierbij niet alleen om de gevolgen of effecten van ons handelen voor de dieren, maar ook om de handeling zelf die respectvol moet zijn. De mens dient rekening te houden met het welzijn en de gezondheid van dieren, maar ook met hun integriteit en de waarde van het dierlijk leven.
    Deze visie is nauw verwant met de vorige, maar erkent dat dieren waardevol zijn omwille van zichzelf en niet alleen omdat het voelende wezens zijn.


4. Dieren hebben inherente waardigheid

  • Status van het dier: Dieren tellen moreel gezien mee, omdat zij net als mensen inherente waardigheid hebben. Die waardigheid hebben ze, omdat ze emoties, ervaringen, voorkeuren en waarderingen hebben. Dieren zijn moreel gezien even beschermwaardig als de mens.
  • Verplichtingen voor de mens: De mens dient dieren, net als mensen, te behandelen als autonome wezens, die bewust zijn van hun eigen leven. Dat betekent dat ook dieren, net als mensen, rechten moeten worden toegekend. Zo hebben ook dieren recht op o.a. leven, vrijheid, voedsel en water.

Welke morele positie kennen we in Nederland aan dieren toe?

Sinds 1981 erkennen we in Nederland de intrinsieke waarde van het dier. Dit is destijds neergeschreven in de Nota Rijksoverheid en Dierenbescherming. Hierin staat:

"Het dierenbeschermingsbeleid zal moeten worden ontwikkeld vanuit de erkenning van de intrinsieke waarde van het individuele dier. Het beleid zal erop gericht moeten zijn het dier zoveel mogelijk te beschermen tegen menselijke handelingen die zijn fysiek en ethologische welzijn aantasten. In de praktijk betekent dit dat mensen zich bij voortduring rekenschap zullen moeten geven van de toelaatbaarheid van hun handelingen met betrekking tot dieren. Het belang van het dier zal in een bewust afwegingsproces moeten worden ingebracht."



Samengevat




















Wat bepaalt welke morele positie je aan dieren toekent?


De morele positie die mensen aan dieren toekennen hangt grotendeels samen met de grondhouding die mensen hebben jegens dieren.
En die grondhouding is grotendeels afhankelijk van de volgende factoren:

  • je persoonlijke kenmerken: je persoonlijke interesses, kennis over dieren, empathisch vermogen, gevoeligheid voor sociale druk
  • je achtergrond: de waarden en normen die je meekrijgt vanuit je opvoeding, cultuur, religie
  • je fysieke en sociale leefomgeving: of je woont/leeft in een stad of dorp en de mening van vrienden, familie, buren en kennissen
  • demografische kenmerken: je leeftijd, sexe, opleiding, inkomen, beroep
  • diverse maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op je denken



Grondhoudingen jegens dieren

De Nederlandse milieufilosoof Wim Zweers heeft in zijn boek 'Participeren aan de natuur - Ontwerp voor een ecologisering van het wereldbeeld' (1995) zes grondhoudingen ten opzichte van de natuur, inclusief de dieren, geïdentificeerd.


Iemand zal niet precies aan één grondhouding voldoen, omdat concreet gedrag doorgaans een mengeling van aan elkaar grenzende grondhoudingen vertoont. Het zijn typeringen.


  • De eerste drie grondhoudingen sluiten aan bij een antropocentrisch wereldbeeld waarin de mens het middelpunt van het bestaan is en het belangrijkste morele wezen. De waarde van al het andere - flora, fauna, levenloze materie - wordt afgemeten aan het nut dat het voor de mens heeft of de verhouding waarin het tot de mens staat.


  • De laatste drie grondhoudingen sluiten meer aan bij een ecocentrisch wereldbeeld waarin het ecosysteem centraal staat. Al het leven en ook de niet-levende natuur, zoals rivieren en landschappen, moeten als waardevol in zichzelf worden beschouwd. Mensen zijn een onderdeel van het geheel en hebben niet meer waarde.

Despoot

De despoot is de absolute heerser die het niet-menselijke aan zich onderwerpt en ermee kan doen wat hij wil. De natuur bestaat alleen voor de mens. Beperkingen van morele aard bestaan niet, want planten, dieren en ecosystemen zijn in moreel opzicht niet relevant. Alles draait om de mens en die kan de natuur met behulp van wetenschap en techniek tot eigen voordeel omvormen.

Verlicht heerser

De verlicht heerser regeert ook over de natuur, maar dan wel in het besef dat de mens van die natuur afhankelijk is, dat natuurlijke hulpbronnen eindig zijn en dat ecosystemen een beperkte draagkracht hebben. Tegelijk bestaat het besef dat we met onze technologie niet de hele wereld naar onze hand kunnen zetten. Maar waar dat wel mogelijk is, moeten we dat vooral niet laten. De natuur is niet af. De mens kan er iets beters van maken. De mens heeft dan ook het recht met zijn innoverende technologie in te grijpen in natuurlijke processen. Op die manier kan hij de natuur 'verrijken' en beter bruikbaar maken voor zijn eigen doeleinden. De grotere voorzichtigheid in de omgang met de natuur is ingegeven door eigenbelang.

Rentmeester

De rentmeester mag gebruik maken van de opbrengst van het land dat hij beheert, maar hij mag niet interen op het bezit dat niet van hem is. Een rentmeester is aan de eigenaar verantwoording verschuldigd over het beheer van de natuurlijke hulpbronnen. Dit kan een hogere macht zijn, bijvoorbeeld God, voor een goed beheer van diens schepping of in een niet religieuze variant de (toekomstige) mensheid.

Partner

De partner is van mening dat de natuur net als de mens een eigen intrinsieke waarde heeft. De partner beschouwt de natuur niet langer enkel als een louter materieel gegeven met uitsluitend instrumentele waarde. Mens en natuur zijn partners van elkaar. De 'behoeftes' van de natuur zijn gelijkwaardig aan die van de mens. Het denken en handelen krijgt naast mensgerichte ook natuurgerichte doelstellingen. Daarbij past een natuurbeleid met een maximalisering van natuurwaarden door een minimalisering van menselijk ingrijpen. De mens zorgt voor de natuur door haar zoveel mogelijk met rust te laten en te beschermen.
De partner is van mening dat de natuur net als de mens een eigen intrinsieke waarde heeft. De partner beschouwt de natuur niet langer enkel als een louter materieel gegeven met uitsluitend instrumentele waarde. Mens en natuur zijn partners van elkaar. De 'behoeftes' van de natuur zijn gelijkwaardig aan die van de mens. Het denken en handelen krijgt naast mensgerichte ook natuurgerichte doelstellingen. Daarbij past een natuurbeleid met een maximalisering van natuurwaarden door een minimalisering van menselijk ingrijpen. De mens zorgt voor de natuur door haar zoveel mogelijk met rust te laten en te beschermen.

Participant

De participant voegt aan de erkenning van de intrinsieke waarde van de natuur de ervaring van verbondenheid en verwevenheid toe. Daarmee wordt de afstand tussen mens en natuur opgeheven, zoals die nog wel bestaat bij de grondhouding van partner. De participant beseft dat de mens deel uitmaakt van het groter geheel van de natuur. De participant legt zichzelf beperkingen op door wetenschap, technologie en moraal niet op verdere onderwerping van de natuur te richten. Deep ecology valt min of meer met deze grondhouding samen. Het niet-menselijk leven heeft hetzelfde recht als de mens om te leven en te floreren. De mens maakt deel uit van de natuur en heeft daarbinnen geen geprivilegieerde positie.

Natuurmysticus

De natuurmysticus ervaart een directe, religieuze of aan het religieuze verwante ervaring van 'eenheid met de natuur'. Er is sprake van identificatie met de natuur waarbij het subject (het ik of ego) wegvalt. De natuurmysticus ervaart in de ons omgevende werkelijkheid een verschijningsvorm van het ‘goddelijke’, waarmee hij zich wil verenigen. Het is een extreme vorm van het participatiemodel.

Filosoof en bioloog Matthijs Schouten gaf in 2013 een college over bovenstaande grondhoudingen voor de NTR Academie.
Je kunt de aflevering hier terug kijken.



Meer weten?

Klik op één onderstaande buttons als je meer wilt weten over de morele positie van dieren.